Bijlage 2:
Het Venlo -
Bron:
http://www.schallenberg.nl/html/brigade_venlo_en_het__venlo-
Onderstaand het geciteerde verslag van twee collega’s van de brigade Venlo die op
9 november 1939 zeer nauw betrokken waren bij het ‘Venlo-
Het ‘Venlo-
”Aan het zogenaamde ‘Venlo-
Ter informatie vooraf zij vermeld dat de brigade Koninklijke Marechaussee Venlo destijds
was gehuisvest in een rijksgebouw, gelegen aan de Brugstraat 2 te Venlo, in de nabijheid
van de oude Roermondse Poort. De toenmalige brigade-
Allereerst volgt hier het relaas van P. Verhulst.
“Mij werd verzocht om eens diep in mijn ‘dienstverleden’ te duiken, om te trachten
alsnog herinneringen en gedachten tot leven te brengen omtrent mij nog bekende feiten
van het zogenaamde ‘Venlo-
En zeker voor de Duitsers van die tijd.
Een incident, dat ophef en geschiedenis heeft gemaakt,
zowel vóór als ná de 2e Wereldoorlog, waarbij de
Duitsers (S.S.; Sicherheitspolizei; nazi’s of onder welke
benaming ook) duidelijk en onomstotelijk vaststaand,
onder andere mensenroof en doodslag pleegden op
Nederlands gebied, waarbij te betreuren viel:
Eén gedode Nederlander (de eerste luitenant D. Klop);
Gevangenschap van één Nederlander (de chauffeur J. Lemmes) ;
Gevangenschap gedurende de duur van de 2e Wereldoorlog van
twee Britse officieren:
de major Stevens en de captain Payne Best.
Deze hierbij betrokken personen, alsmede de Duitsers, waren
in burger gekleed en hadden de beschikking over vuurwapens.
De Nederlandse officier, als wel de Engelse officieren droegen
een pistool of revolver bij zich. Van de chauffeur Lemmens is
hierover niets bekend. Vermoedelijk was hij ongewapend.
De Duitsers waren in het bezit van hand-
hebben deze ook gebruikt op Nederlands gebied. Een van Duitse
zijde duidelijk uitgelokt misdadig incident. De politiek heeft hierbij
wel de grotere rol gespeeld. Mogelijk hebben zij het gelijk aan hun
kant en zijn zij van mening dat een nu nog verder ingaan op deze
zaak, misschien maar het beste voor altijd verder achterwege
moet blijven. Er is immers al genoeg over geschreven.
Een incident als dit is echter dermate belangrijk geweest in het oorlogsgebeuren,
dat wij -
van de rol, die de Koninklijke Marechaussee daarbij heeft vervuld, althans dat gedeelte
waarbij wij -
Aan die rol is naar mijn weten zegge en schrijve slechts een enkele
zin gewijd en nog niet eens zo’n lange. En dat hadden er ook wel een paar meer mogen zijn.
Wij denken echter dat dit niet zonder reden is gebeurd, want dat de Koninklijke Marechaussee hierbij vooraf ‘officieel’ werd ingeschakeld, duidt wel op een indicatie in een bepaalde richting, waar misschien inderdaad beter niet verder over behoeft te worden gepraat.
Er zal inderdaad voornamelijk uit het geheugen moeten worden geput. Vaagheden en
hiaten zullen niet kunnen worden voorkomen. Er hebben hierover natuurlijk officiële
stukken bestaan, die wat meer inzicht van de Marechaussee-
Ook het door mij zelf, in opdracht van mijn brigadecommandant op 10 november 1939 opgemaakt geheim rapport, is ongetwijfeld die weg gegaan. Bij dit rapport was een globale situatieschets gevoegd van de plaats van de overval, de situatie dus zoals die door mij en een
jongere collega (een patrouille dus) werd aangetroffen, slechts enkele minuten na
het gebeurde. Ook de plaatsen van de door ons ontdekte voet-
Eveneens kwamen in het rapport namen van mensen voor van wie wij het belangrijk vonden dat zij nader zouden worden gehoord. Zowel gedurende, als na de oorlog verwachtte ik elke dag minstens over dit incident nog eens te worden gehoord. Mij is echter nimmer gebleken dat in het ‘Wapen’ nog enig verder onderzoek heeft plaats gehad, althans zeker geen onderzoek waarbij
belangstelling werd getoond voor mijn rapport.
Enige jaren na het gebeurde vond ik in een oud notitieboekje van mij nog enige aantekeningen
en namen, die voor dit verslag mogelijk nog van waarde zouden zijn geweest. Met de
bevrijding echter is dit boekje, inclusief mijn gehele woning-
Ook de mogelijkheid om terug te grijpen op de brigadecommandant is niet meer aanwezig. De opperwachtmeester Curfs is reeds vele jaren geleden overleden.
Maar gaan we terug naar Venlo, 9 november 1939. Die gedenkwaardige donderdagmiddag,
omstreeks 15.00 uur, meldde ik mij, als patrouille-
Op de plaats vóór de brigade en binnen het hek, stond een donkere vierpersoons luxe auto, voorzover ik weet voorzien van een Nederlandse nummerplaat (kenteken), in welke auto zich drie mij onbekende personen bevonden, in burger gekleed. Eén zat achter het stuur, twee zaten op de achterbank. Een vierde, Nederlands sprekende persoon, eveneens in burger, trof ik aan in gezelschap van de opperwachtmeester Curfs. Deze burger bleek bij de drie in de auto wachtende personen te horen. Duidelijkheidshalve merk ik op dat deze vier personen identiek zijn gebleken aan de slachtoffers, die ik bij de aanvang van dit verslag reeds met name heb genoemd. De persoon die zich bij de brigadecommandant bevond, bleek later een Nederlandse officier, de luitenant Klop te zijn, deel uitmakende van de Nederlandse Inlichtingendienst.
In het bijzijn van deze luitenant Klop kreeg ik van mijn brigade-
Ik kreeg de taak er als patrouille-
Op een enkele door mij gestelde vraag, kreeg ik van mijn commandant te horen dat verdere toelichting niet werd gegeven en dat de opdracht diende te worden uitgevoerd. Nadat Klop ook in de auto zat naast de chauffeur, bleek het ons (patrouille) vrijwel onmogelijk ook nog in de auto plaats te nemen. Ik zou daarvoor zelfs op de knieën van Klop hebben moeten plaats nemen. Mijn jongere collega had zich inmiddels met veel zuchten en steunen een zitplaats (lees hangplaats) verworven, ik meen tussen de heren Stevens en Payne Best.
Ik maakte tegen deze gang van zaken natuurlijk bezwaren, temeer omdat ook maar de
geringste bewegingsvrijheid voor ons was uitgesloten. Ook de brigade-
Wij zouden zo kort mogelijk achter de auto aanrijden, doch ook daar kwam totaal niets
van terecht, want het voertuig reed, met de vier inzittenden, onmiddellijk snel weg
richting Duitse grens en was kort daarna geheel uit het gezicht verdwenen, ons verbaasd
achterlatend. Wij reden in normaal tempo in de aangegeven richting denkende dat wij
de auto onderweg zouden aantreffen. De totale afstand Marechaussee-
In het Duitse kantoor bevond zich alleen één Zollbeamte, die ik van gezicht kende. Verder zagen wij op die weg niemand. Ook van de auto was geen spoor te bekennen. Bij café Backus was enige beweging waar te nemen van enkele mensen.
Ik heb mij naar de Zoll-
Bij stukjes en beetjes vernamen wij van enkele zich bij café Backus ophoudende mensen het volgende verhaal, waaruit in elk geval bleek dat de zaak fout zat.
De reeds genoemde ‘luxe auto’ kwam ongeveer 15.30-
De Duitsers hebben toen het lichaam van Klop in de auto gegooid. Zij overmeesterden gelijktijdig Stevens, Payne Best en Lemmens, die inmiddels buiten de auto stonden en de handen omhoog hielden. Deze werden in de ‘overvalwagen’ gegooid. Daarop werd de ‘luxe auto’ aangehaakt aan de ‘overvalwagen’ en in een ommezien verdwenen beide wagens langs de nog openstaande slagboom op Duits gebied.
Volgens getuigen verliep het hele drama zo vlot, zonder haperen of fouten, dat het was alsof er een operette werd opgevoerd. Van getuigen werd geen gecontroleerde verklaring opgenomen (kon toen ook niet worden opgenomen).
Bij mijn weten zijn zij later van geen enkele zijde meer gehoord. Vanuit een in de nabijheid liggende woning nam ik telefonisch contact op met mijn brigadecommandant en stelde hem globaal op de hoogte van de gebeurtenis, die had plaatsgevonden. Hij zegde toe onmiddellijk per motorvoertuig naar de plaats van het misdrijf te zullen komen.
Wij hadden ondertussen ook belangrijke ‘sporen’ aangetroffen, ongeveer op de plaats waar de luxe auto en de Duitse ‘overvalwagen’ hadden gestaan. Wij vonden daar bloedresten (vermoedelijk van de getroffen luitenant Klop) alsmede 8 à 10 hulzen van patronen voor snelvuurwapens, duidelijk liggend op Nederlands grondgebied. Verder werd ik attent gemaakt op voetsporen achter het café Backus, komende van de Duitse grens. Het bloed en de hulzen hebben we sindsdien voortdurend in het oog gehouden en gelaten op de plaats waar deze werden aangetroffen. De andere sporen hebben we zo goed mogelijk veilig proberen te stellen.
Ongeveer 10 minuten na mijn telefonisch gesprek arriveerde de brigade-
De brigade-
Mijn collega en ik hebben ons op een stoel, met zicht op de sporen (bloed en hulzen) geplaatst, op een afstand van naar schatting 15 à 20 meter van de Duitse grens en hebben daar zo de nacht doorgebracht. Vanaf Duitse zijde werden schijnwerpers op ons afgesteld, vermoedelijk om te voorkomen dat wij het militaire verkeer aan hun zijde konden waarnemen. Dat er veel militair verkeer was, evenals militaire bewegingen, was duidelijk door de geluiden die tot ons doordrongen. De Duitse troepen waren dan ook in staat van alarm en ik zou mij ongetwijfeld nog onrustiger hebben gemaakt dan ik al was, als ik geweten had wat mij later bekend werd, namelijk dat Hitler van plan was geweest omstreeks die tijd de operatie ‘Fall Gelb’ te doen uitvoeren, welke operatie inhield een doorbraak van zijn legers naar het westen, met schending van onder andere de Nederlandse grens van Venlo tot Vaals.
Na zo de hele nacht te hebben doorgebracht met wachten op het ‘Parket’ zonder ons
noemenswaard van onze plaats te verwijderen, werd ik des morgens omstreeks 09.00
uur door mijn brigade-
1. Een globale schets te maken van de situatie;
2. De hulzen te verzamelen en in een zak te bergen;
3. Verdere sporen te verwijderen.
Het ‘Parket’, noch enige andere instantie of autoriteit(en) zou(den) de ‘plaats des
misdrijfs’ in ogenschouw nemen. Wij (de patrouille) konden naar de brigade terugkeren,
zonder verder nog activiteiten op welk gebied dan ook, te ontwikkelen in dit ‘Venlo-
Tot zover het relaas van P. Verhulst.
Aansluitend hierop het relaas van C. Moerkerken.
“In de namiddag van 9 november 1939 kwam in de Marechaussee-
Van mijn brigade-
Aldaar aangekomen troffen wij aan de Marechaussee P. Verhulst en zijn patrouillelid,
waarvan mij de naam niet meer bekend is. P. Verhulst deed de brigade-
Als ik mij goed herinner lag in de omgeving van de Zuidwesthoek van de waranda aan de voorzijde van het café een bloedvlek en patroonhulzen.
Uit de afgelegde verklaringen van getuigen ter plaatse kan ik mij herinneren, dat
de ‘luxe auto’, waarin Payne Best, Stevens, Lemmens en Klop waren gezeten, kwam aanrijden
uit de richting Venlo en tot stilstand kwam op het grindpad naast en ten westen van
de waranda van café Backus. Op het moment dat de auto de bocht maakte vanaf de weg
naar de westzijde van de waranda, verscheen een in burger gekleed persoon in de toegang
in de zuidzijde van de waranda. Deze persoon nam op opvallende wijze zijn hoed af,
waaruit de indruk kon worden gewekt alsof hij aankomende personen in de auto begroette.
Op dat moment kwam vanaf Duits gebied een soort vrachtwagen (kan een ‘overvalwagen’
zijn geweest) achterwaarts rijdend Nederlands gebied op en kwam tot stilstand tegen
de achterzijde van de ‘luxe auto’, die met een kabel werd aangehaakt. Deze vrachtauto
werd vergezeld van een aantal in burger geklede personen, die met automatische wapens
vuurden, waardoor de aldaar aanwezige personen wegvluchtten. Inmiddels had in ieder
geval de luitenant Klop de auto verlaten en -
In de brigade aangekomen, telefoneerde de brigadecommandant met diverse instanties
in de commandolijn en Justitie-
Het telefoontoestel was een zogenaamd wandtoestel (lessenaar-
Toen de luitenant Klop zich op 9 november 1939 andermaal bij de brigade-
De andere dag kwam het bericht vanuit Den Haag, ik weet niet meer van welke instantie,
dat het onderzoek moest worden gestopt en daarover geen verdere mededelingen mochten
worden verstrekt. Verder kan ik mij nog herinneren dat op een gegeven moment, ik
meen op 10 november 1939, de brigade-
Wij hebben gemeend onze wetenschap alsnog op papier te stellen voor de geschiedenis van de Koninklijke Marechaussee en van de brigade Venlo”.
Januari 1985,
Was getekend,
P. Verhulst,
C. Moerkerken.
Schriftelijke verslaglegging uit diverse bronnen
Walter Schellenberg
In 1939 was Walter Schellenberg betrokken bij het ensceneren van het ‘Venlo-
Inlichtingendienst
Een dag na deze opzienbarende noodlanding werd de gecrashte verkenner geïnspecteerd door iemand van GSIII, de Militaire Inlichtingendienst. Het was Dirk Klop. Geheime papieren vond hij niet. Een maand later zou hij tijdens een berucht grensincident met de Duitsers bij Venlo dodelijk gewond raken.
‘Venlo-
Actie die de SD op 9 november 1939 bij Venlo uitvoerde. Twee in Nederland werkzame agenten van de Britse Inlichtingendienst zouden samen met luitenant Dirk Klop van de Nederlandse Inlichtingendienst, vertegenwoordigers van Duits militair verzet tegen Hitler ontmoeten. Deze verzetslieden waren echter ‘provocateurs’ van de SD. De agenten en Klop werden naar Duitsland ontvoerd. In het gevecht werd Klop dodelijk gewond. Toch werd van Duitse zijde beweerd dat Klop voor zijn dood had toegegeven dat de Engelse en de Nederlandse Generale Staf een complot hadden gesmeed om de Duitse regering omver te werpen.
Gestapo kidnaps British agents
In Holland... Two British Secret Intelligence Service (MI6) officers, Major Richard
Stevens and Captain S. Payne Best, are kidnapped by the Gestapo while attempting
to contact members of the German resistance to the Nazis. The two British agents
have been meeting with a ‘Major Schaemmle’ who claims to represent German Army officers
plotting to overthrow Hitler (He is actually Walther Schellenberg, a Gestapo officer).
Their meetings have been at Venlo, 5 miles (8 km) from the German border. Today,
they are to meet at a cafe a few yards from the border. Upon arriving, their car
is hit by machinegun fire, they are overpowered by German security forces and forcibly
taken across the border. Himmler ordered the kidnapping immediately after the Munich
bombing incident. One of the officers is carrying a list of British agents with him
and from this and other indiscretions as well as from their interrogation, the German
authorities are able to arrest many British agents in former Czechoslovakia and other
occupied territory. The ‘Venlo-
Naujocks
Naujocks was also involved in the ‘Venlo-
NS-
Die nationalsozialistische Deutung prägte die erste Interpretation der Tat. Die NS-
Um diese Verschwörungsthese zu stützen, lenkte die NSPropaganda die Aufmerksamkeit
auf die britischen Geheimdienstagenten Payne Best und Stevens, die am 9e November
1939 in Venlo in eine langfristig vorbereitete Falle des deutschen SD-
Deshalb wurde Elser seit 1940 ebenso wie die beiden Briten im Zellenbau des KZ Sachsenhausen
gefangen gehalten. Elser wurde hier Tag und Nacht von mindestens zwei SS-
Café Backus in de dertiger jaren
D. Klop
Captain
S. Payne Best
Major
R.H. Stevens